Even wat knipwerk over taperen. De tekst is wat algemeen.
Wat is volgens jullie voor boksen de beste methode?
Dus hoe lang van tevoren begin je ermee? Is de periodisering van maximaalkracht, duurkracht naar snelkracht en dan specifieke wedstrijdvoorbereiding ook tapering? Met welke intensiteit en periodeduur dan?
Het effect van de intensiteit van de inspanning tijdens het taperen op de prestatie.
Ook over de variabele trainingsintensiteit tijdens het taperen blijkt veel overeenstemming in de literatuur te zijn: taperperiodes die zorgen voor een prestatieverbetering bestaan uit een handhaving of zelfs een verhoging van de trainingsintensiteit (Costill et al., 1985; Costill et al., 1991; Houmard 1991; Houmard et al., 1994; Johns et al., 1992; Neary et al., 1991; Shepley et al., 1992).
De training tijdens een periode van taperen is meestal in de vorm van intervalarbeid met voldoende rust tussen de inspanning om zo de intensiteit zo hoog mogelijk te kunnen houden (Costill et al., 1985; Costill et al., 1991; Houmard, 1991; Johns et al., 1992 en Neufer 1989).
Taperperiodes waarbij de intensiteit lager of gelijk is dan 70% van de maximale zuurstofopname handhaafden of verslechterden de prestatie en/of fysiologische parameters die van invloed zijn op de prestatie (Houmard et al., 1989; Shepley et al., 1992 en McConnell et al., 1993). Daar tegenover staat dat taperperiodes waarbij de intensiteit van de training gehandhaafd of zelfs verhoogd wordt de prestatie verbeteren (Costill et al., 1985; Costill et al., 1991; Houmard 1991; Houmard et al., 1994; Johns et al., 1992; Neary et al., 1991; Shepley et al., 1992).
Het lijkt er dus op dat intensieve training nodig is om er voor te zorgen dat de trainingsaanpassingen niet worden te niet gedaan door de verminderde trainingsomvang tijdens het taperen (Shepley et al., 1992).
Een studie van Hickson et al. (1985) geeft het belang van de intensiteit van de training aan. Na een 10-weeks trainingsprogramma werd de intensiteit voor 15 weken met één-derde dan wel twee-derde gereduceerd. Beide groepen vertoonden een afname van de VO2max en de tijd tot uitputting op 80% van de VO2max. Bij de groep met twee-derde reductie in intensiteit was de VO2max reeds na 5 weken gereduceerde training significant lager dan na afloop van de 10 weken training. Bij de groep met één-derde reductie in trainingsintensiteit was de VO2max pas na tien weken significant lager dan na afloop van de 10 weken training. McConnell et al. (1993) plaatsen wel een kanttekening bij de resultaten van de studie van Hickson et al. (1985): bij de groep met twee-derde reductie in intensiteit moesten de slechts kort getrainde (10 weken) proefpersonen op een zodanig lage snelheid lopen dat dit zeer waarschijnlijk wandelen is geweest. Dit wandelen is een minder specifieke training.
McConnell et al. (1993) stellen tevens dat de resultaten van deze studie niet toepasbaar zijn op sporters die een langere trainingsstatus hebben. In een eigen studie onderzochten McConnell et al. (1993) het effect van een 4-weeks gereduceerd trainingsprogramma bij 10 goed getrainde lange afstandlopers. Het volume (66%) en de intensiteit van de training (alle trainingen < 70% VO2) werden beide gereduceerd. Uit de resultaten bleek dat er geen verandering optrad in de VO2max na 4 weken gereduceerde training. De tijd op een 5km wedstrijdloop was na eveneens 4 weken gereduceerde training echter wel significant toegenomen. McConnell et al. (1993) concludeerden hieruit dat de aërobe capaciteit gehandhaafd bleef bij deze lopers ondanks de gecombineerde reductie in trainingsvolume en -intensiteit. Trainingsintensiteit bleek wel belangrijk voor het handhaven van de prestatie op een 5km loop, aldus McConnell et al. (1993).
Houmard (1991) suggereert dat intensieve intervaltraining gekoppeld aan een reductie in trainingsvolume een unieke stimulus zou kunnen produceren voor het bewegingsapparaat. Dit zou weer kunnen leiden tot aanpassingen die een prestatieverbetering tot gevolg hebben aldus Houmard (1991).
Reacties
Een reactie posten